Wonen en werken in de Peel |
|||||
Ontstaan van de Peel Ga zelf eens kijken in de Peel Wat kun je lezen over de Peel?
|
Op de grens van onze
provincie Limburg met onze “buur”-provincie Noord Brabant ligt een
langgerekt gebied dat de Peel wordt genoemd. Als je nu door dit gebied
rijdt, zie je een heel andere Peel dan 1000 jaar geleden. Toen kon je er
helemaal niet doorheen rijden, want het was een moerassig veengebied
waarin je weg zou zakken. Nu lopen er wegen, zelfs een spoorlijn doorheen.
Nu wonen er mensen in veel dorpen en op het land wordt van alles verbouwd.
Dorpen als bijvoorbeeld Griendtsveen, Helenaveen en Evertsoord danken hun
naam en hun bestaan aan die verandering.
Willem Everts was burgemeester van Sevenum. Het gebied waar Evertsoord nu ligt, is in zijn tijd van veengebied ontgonnen tot landbouwgebied. “Oord” betekent plaats of plek. En zo wonen er in Evertsoord mensen die op die ontgonnen grond allerlei landbouwproducten verbouwen. Kinderen van Horst en Sevenum horen dus vaak iets over de Peel. Misschien vind je het dan ook fijn of interessant om te weten hoe de Peel er vroeger uitzag, hoe de mensen de Peel hebben veranderd en hoe de mensen daar woonden en werkten.
Ook kun je met je ouders, of met de groep van school, eens gaan wandelen in de Peel of er een excursie naar maken. |
||||
|
Zo was het ... “Sijn seer groote
Wildernisse ende moeras, genaempt den Peel, welcke door hare wiltheyt
grootheyt ende weeckheyt van gronde, door menschen ofte peerden qualyck
connende begaen ofte bereeden worden…..” Zo omschreef de Brabander
Rogier van Leefdael in 1659 het ruige landschap van de Peel. Nu, ruim
driehonderd jar later, zou deze leenman tevergeefs dit landschap op de
grens van Limburg en Noord Brabant zoeken. “Zijn Peel” is verdwenen.
De huidige Peel is slechts de streeknaam van een veenrestant. Restanten
van het oorspronkelijke gebied zijn er niet zo veel meer. De Mariapeel, de
Groote Peel en de Deurnese en Liesselse Peel zijn nog de laatste
overblijfselen van deze eens zo “akelige en eentonige woestenij, waar
noch boom noch struik het oog verlustigt”. De
naam Peel Sinds ongeveer 1100 na
Christus komen wij de oudste schrijfvormen van wat nu de Peel heet tegen:
Pedelo, Pedele, Pedel en Pedelant. Er zijn verschillende verklaringen voor
de naam Peel. Sommigen zeggen dat de naam is afgeleid van het Latijnse
woord palus. Palus betekent moeras, water, meer of vijver. |
||||
Het oude Peelland, zo’n
duizend vierkante kilometer, had vroeger een slechte naam. Het was een
door God en mensen verlaten oord, waarin schaap, hond en herder spoorloos
verdwenen. De Peel was lange tijd een natuurlijke grens tussen het
Limburgse en het Brabantse gebied. Dit kunnen we nu nog horen in de
verschillende dialecten. In het Deurnese gebied spreekt men van “hois”
en “thois”. In Horst zeggen we “hoes” en “thoes”. Ontstaan De Peel ligt in een van zuid (hoog) naar noord (laag) hellend gebied. Ten zuiden van de Peel liggen de Ardennen en ten noorden van de Peel het Noordzeebekken. Door geweldige krachten in het binnenste van de Aarde zijn heel lang geleden de Ardennen omhoog gedrukt en is het Noordzeebekken gedaald. In het Peelgebied “werkt” de Aarde nog steeds. In 1971 en in 1993 werden bij Roermond schokken gevoeld en in 1980 was ook in Horst een schok voelbaar.
|
|||||
Door
de bewegingen van de aardkorst kwamen er verschuivingen. De grind-, klei-
en zandlagen werden naar boven of naar beneden gedrukt. De wind heeft
vervolgens grote hoeveelheden zand tijdens hevige stormen vanuit de, toen
nog droge Noordzeevlakte, hierheen gevoerd. Dit zand bedekte de lagen, die
door de rivieren hier naar toe waren gebracht. De grote hoogteverschillen
(tot wel 200 meter) tussen horsten (de naar boven gedrukte lagen) en
slenken (de naar beneden gezakte delen) werden hierdoor verdoezeld. Horst
betekent dus “hoogte”.
In warmere perioden werd het aangevoerde
zand door planten en grassen vastgehouden. Door de grote zandverstuivingen
stoven veel beekdalen dicht. Het gebied van de Peel kreeg daardoor een
slechte waterafvoer. Zo’n 100.000 jaar geleden begint dan de Peel pas
echt Peel te worden. Het golvende kale dekzandlandschap raakt begroeid. De
ijstijd is ten einde. De temperatuur gaat stijgen. Er ontstaat een
weelderig bos van eiken, iepen en zelfs linden. |
|||||
Op lagere plekken zijn meertjes met voedselrijk water. Door de weelderige plantengroei verlanden deze meertjes. Ze groeien dicht. De eerste veenmossen komen. Tegelijkertijd is ook het voedselrijke water uit de meertjes op.
Alleen regenwater voedt nog het groeiende veenmos. Veenmossen zijn planten
die weinig eisen stellen en tot twintig maal hun eigen gewicht aan water
kunnen opnemen. Ze hebben geen wortels; ze sterven van onderen af en
groeien naar boven door en kunnen zo metersdikke veenlagen vormen. |
|||||
Turfsteken,
de oude manier Het woord “torff” duikt het eerst op in een stuk uit 1450. Zowat alles, wat uit die tijd te achterhalen is over de Peel, vinden we in stukken die betrekking hebben op geschillen (ruzies). Alleen dan werd iets op papier gezet.. Het normale gebruik van de Peel ging van geslacht op geslacht. Regels opschrijven was niet nodig want de meeste mensen konden toch niet lezen of schrijven. In de vijftiende en zestiende eeuw komen er allemaal regels voor het gebruik van de Peel. Deze reglementen vinden we in de “Keurboeken”. Het toezicht op de gang van zaken hield de “Peelmeester” of de “Gemeente-meester”. Dit waren “mannen met ere ende vroome luyden”. Enkele regels waren:
Waarschijnlijk is vroeger (1400 tot
1850) de turf alleen gewonnen uit kuilen, net zo groot en net zo diep als
één man in een lange zware werkdag kon graven. Er was dan nog een hulpje
nodig, die de kuil geregeld leeghoosde en hielp bij het “zetten” van
de turven op de grond. Het turfsteken was voor de meeste boeren een
afwisselend werk in de stille tijd tussen voorjaar en oogsttijd. Het was
een zeer zwaar werk. De patroondag van Petrus en Paulus (op 29 juni) was
voor de turvers een belangrijke dag. Men stopte dan met het graafwerk.
Later gestoken turf werd niet goed droog. Meestal werkten er ploegjes van
twee man in de Peel, namelijk een steker en een zetter. Een flinke turfsteker en een helper konden per dag ongeveer vierduizend turven los krijgen. Na het eerste indrogen van de turven werden er stapels gemaakt. Wind en zon droogden de turven. De droge turf werd vroeg in de herfst naar huis gehaald. De karresporen waren meestal wel een halve meter diep en de peelbanen waren nat en modderig. De beste trekkracht was dan ook een koe of een os, die met de gespleten hoeven minder diep in het zachte veen wegzakten. Toch was het vaak onmogelijk om de turven per kar af te voeren. Men gebruikte dan ook vaak sleeën. |
|||||
Turfsteken
in het groot Door de uitvinding van de
stoommachine in het begin van de negentiende eeuw ontstonden er in Europa
veel grote bedrijven. Ook in ons land: scheepswerven in Amsterdam,
katoenindustrie in Twente, aardewerkfabrieken in Maastricht. In het midden
van de vorige eeuw stijgt ook de vrag naar stenen. Er komen meer en meer
fabrieken en nieuwe stadswijken voor de arbeiders. Veel steenfabrieken en
ook andere bedrijven stookten turf. En ook in de huishoudens werden
jaarlijks duizenden turven gestookt. Ook was het nodig wilde
gronden te ontginnen tot goede landbouwgrond. De tijd was rijp om de Peel
in het groot te gaan ontginnen. De steenfabrikant Jan van de griendt en zijn broer Nicolaas kopen in 1853 voor tachtig gulden per hectare ruim 600 hectare veengrond van de gemeente Deurne. Zij stichten het veendorp Helanaveen. Later, in 1885, stichten hun zoons Griendtsveen. |
|||||
Omdat de Peel nog veel te nat was, moest eerst worden ontwaterd. Men begon
dan ook met het graven van de afvoerkanalen: de Helenavaart, het
Giendtsveenskanaal en het Deurnese kanaal. Haaks op de kanalen werden
zijkanalen (wijken) gegraven op afstanden van 200 meter. De wijken konden
ook dienst doen als waterweg voor de afvoer van turven.
De mensen van de
Peel waren in het begin erg terughoudend. Ze hadden nog geen ervaring met
deze nieuwe manier van turfsteken. Daarom werden turfstekers aangetrokken
uit Duitsland (Westfalen). Deze gastarbeiders werden “Poepen” genoemd.
Ze waren sterk, goed gevoed en hadden ervaring met het veenwerk. Bijna
alle wijken en kanalen zijn door hen gegraven. Omstreeks 1900 zijn de mijnen in Zuid-Limburg volop in bedrijf. Door de steeds grotere aanvoer van steenkool en cokes dalen de brandstofprijzen. Stookturf wordt moeilijk verkoopbaar. De veenmaatschappijen gaan turfstrooisel maken, dat gebruikt wordt in stallen. Het leger met zijn duizenden paarden is een belangrijke afnemer. Ook paarden in Parijs en Londen staan op turf uit de Peel. |
|||||
Armoede
en ellende Met de verkoop van turf
en turfstrooisel werd veel geld verdiend. Maar het kwam niet ten goede aan
de arbeiders. Er heerste ontstellende armoede. De gemeente Deurne had haar
eigen stuk Peel in bezit, maar bouwde bij de fabriek geen huizen. De
werkers waren dus verplicht elke dag tien kilometer heen en terug te
lopen. Er was veel drankmisbruik. De enige lichtpunten waren de zondagen,
de kermissen en de geboortefeesten. Het werk was hard, zwaar, langdurig en
eentonig. De woonomstandigheden waren slecht. De kindersterfte was groot.
Ook bij andere beroepen was de leefsituatie in die tijd niet veel beter. De
verveningsmaatschappijen bezaten alles. Niet alleen de grond, maar ook de
huizen, de fabrieken, de wegen, de kanalen en zelfs de school werd door de
bazen betaald. Daardoor hadden ze veel macht over de arbeiders. Iedere
vorm van opstand werd meteen onderdrukt. Men werd op staande voet
ontslagen en uit het huis gezet. Of men kreeg nog minder loon. In 1878 hadden 70 poepen
die aan het Deurnese Kanaal werkten, geprobeerd door staking betere lonen
te krijgen. De gemeente ontsloeg ze allemaal. Veenarbeid was er eerst
alleen in de zomer. Buiten het seizoen kon men meestal niet terugvallen op
andere arbeid, bijvoorbeeld bij de boeren. Dit verbeterde iets toen de
veenmaatschappijen met turfstrooisel begonnen. De productie van
turfstrooisel ging het hele jaar door. Ook van “bevroren” veen kon
strooisel gemaakt worden. Veel veenarbeiders waren echter in de winter
werkloos en “trokken van d’n erme”, zoals men in Deurne zei. Om een indruk te krijgen
hoe de mensen leefden in de Peel, volgt nu een stukje uit een boek van
Herman Maas, “Het goud van de Peel”, geschreven in 1909. Herman Maas
beschrijft vooral de mistoestanden in de Gemeente Deurne. Misschien is het
stukje niet zo gemakkelijk te lezen, omdat de manier waarop men toen
schreef heel anders is dan nu. |
|||||
“Turfgraven” Het werk van een tufgraver wordt berekend per stok. Een stok heeft de inhoud van 2,5 kubieke meter en er gaan ongeveer 225 grauwe turven in. Welnu, voor het klaarmaken, uitgraven, wegkruien en neerslaan van die hoeveelheid wordt 12 cents betaald! Laten we dan maar eens uitrekenen wat een arbeider moet doen om aan een weekloon van 12 gulden te komen. Dan moet hij 100 stok afleveren. Dat wil zeggen: graven, wegkruien en neerslaan van tweeëntwintigduizend en vijfhonderd natte turven. Het instrument dat hij gebruikt om turf te steken, weegt ongeveer 9 kilo. Een natte turf heeft zowat het gewicht van 6 kilo, zodat hij een hoeveelheid van 135 duizend kilo verwerken moet, niet alleen vervoeren enzovoort, maar let er wel op, ook nog eerst uit de grond graven. Per dag gerekend is dat tweehonderdzeventig kruiwagenvrachten, ieder van 85 kilo. Hoeveel zijn er die dat werk kunnen afleveren? Bijna geen. Om een loon van twaalf gulden per week te kunnen verdienen, brengen de vaders hun kinderen mee zodra die de leeftijd van een jaar of twaalf hebben bereikt. Dan kunnen ze aan het graven blijven, terwijl de kinderen de kruiwagenvrachten versjouwen. ’t Is geen mensenarbeid meer, ’t is het zwoegen van afgebeulde dieren, dat de arbeiders enige jaren volhouden door hopen spek te eten, om nog maar niet te spreken van de grote hoeveelheden sterke drank die gebruikt worden in de Peel. Voor het onderhoud van het gezin schiet er dan niet meer zoveel over. De mannen zijn ver voor hun tijd versleten, de kinderen komen tot lichamelijk en zedelijk verval, al ver vóór zij de eigenlijke kinderjaren te boven zijn. Nu heb ik hier alleen nog maar van het hooste loon gesproken. Maar vele werklui verdienden niet meer dan 6 gulden per week en ook dagloners van 60 cents zijn geen zeldzaamheid. Hoelang duren zo’n werkdagen? Met de weg heen en terug zijn honderden mensen- en ook kinderen- voor zulke verdiensten 16 uur per dag in de weer. Een kortere werkdag dan twaalf uren per dag zal wel geen enkele gehad hebben. Ik kan het werk van de Peelwerkers niet uitvoerig beschrijven, maar het veen is waarlijk geen goudveld! Het is een plaats van ellende voorlichaam en geest. |
|||||
In nauwelijks honderd jaar wordt de Peel bijna helemaal afgeveend. De grote slag is voorbij. Er is dan ook geen enkel stukje oorspronkelijke Peel overgebleven. Een complex oude ronde kuilen bij Liessel lijkt nog het meest op de vroegere Peel. Maar ook daar is het sterk verdroogd en overwoekerd. Het vroeger zo open landschap is veranderd in een berkenbos. Op het kaartje zie je de laatste Peelresten. Alle andere delen van de Peel heeft men ontgonnen. De bovenste laag bonkveen heeft men vermengd met de laag zand die overbleef na het afvenen. Mede door het gebruik van kunstmest kon men de grond vruchtbaar maken.
Van de vroeger zo enorm
grote Peel zijn dus maar enkele kleine stukjes overgebleven. Uiteindelijk
wilde de regering een paar stukken beschermen. In de jaren vijftig en
zestig werden daarom de Groote Peel en de Mariapeel aangekocht. Dat zijn
nu natuurreservaten. Ontginnen en turf graven mag niet meer. In de
deurnese Peel groef men nog turf tot 1980. Toen werd eindelijk ook dat
gebied beschermd. Het is nog wel van de gemeente Deurne, maar die mag er
niets mee doen wat schadelijk is voor de natuur.. |
|||||
Het belangrijkste was dat
de Peel weer nat moest worden. Er werden daarom dammen gebouwd in de
sloten en de wijken. Het water kon dan niet meer wegstromen. Op sommige
plaatsen werd het dan weer zó nat dat de bomen vanzelf dood gingen. Op de
hogere plekken (waar minder turf gestoken was) bleef het toch nog te
droog. Daar moest men de bomen omzagen. Die bomen zouden het gebied anders
nòg droger maken, omdat ze heel veel water gebruiken. Op sommige plaatsen laat
men koeien, schapen of pony’s grazen inde Peel. Die moeten het
pijpestrootje weg vreten en ook de jonge boompjes, zodat er weer wat meer
heide en andere veenplantjes kunnen gaan groeien. Met dit gebied is men nog
steeds bezig. Het is ook erg moeilijk. Er zijn vroeger heel veel sloten
gegraven en de Peel is daardoor op veel plaatsen erg lang droog geweest.
Er zijn ook bijna geen veenmossen meer, die het water goed kunnen
vasthouden. Op sommige plekken beginnen er door het beheer weer wat
veenmossen en andere veenplantjes terug te komen. Hopelijk worden dat er
meer! Er is nog iets wat de
bescherming van de Peel erg moeilijk maakt. De Peelreservaten zijn
eigenlijk te klein. Als er rondom de Peel iets gebeurt wat slecht is voor
de natuur, dan is dat in de Peel vlug te merken. Zo is het bijvoorbeeld
erg slecht voor de Peel als in de landbouwgronden rondom de Peel de
waterstand omlaag gebracht wordt. In de Peel moet het water vaak hoog
staan, maar boeren willen juist vaak een lage waterstand. Als de
waterstand rondom de Peel te laag wordt, zakt het water te vlug uit de
Peel weg. Luchtvervuiling is ook
slecht voor de Peel. Zo komt bijvoorbeeld de mest van koeien, varkens en
kippen niet alleen op de grond, maar ook in de lucht (dat kun je ruiken).
Vanuit de lucht daalt het dan een eindje verderop weer neer, bijvoorbeeld
in de Peel! Echte veenplanten kunnen niet tegen mest. Bij teveel mest in
de Peel gaan het pijpestrootje en de berkenbomen te hard groeien, zodat de
echte veenplanten worden overwoekerd. Zo zie je dat een bordje met “natuurreservaat” voor de bescherming van de Peel niet genoeg is. Er zal meer moeten gebeuren, niet alleen voor de Peel, maar ook voor ons. Voor de mens is een schoon milieu immers ook belangrijk. |
|||||
Ga zelf eens kijken in de Peel De beste manier om te
weten te komen hoe de Peel er nu uitziet, is daar te gaan wandelen en
fietsen. Ook zijn er mogelijkheden om te gaan kijken hoe het vroeger was.
Hieronder vind je de plaatsen en adressen waar je heen kunt gaan.
Misschien vind je het leuk om met je ouders daar te gaan wandelen en
fietsen. Ook met je groep van school kun je ergens heen gaan. Overleg maar
eens met je meester of juf! Wandelen
Fietsen ANWB
Fietsroutes
Andere routes
Excursies
|
|||||
Wat kun je lezen over de Peel? In de bibliotheek van
Horst en van Sevenum kun je boeken lenen over de Peel. Er zijn
informatieve boeken waardoor je nog meer en nog uitgebreider kennis kunt
krijgen. Je kunt ook gedeeltes uit zo’n boek lezen en door de
tekeningen, plaatjes en foto’s krijg je een beter beeld van de Peel. Informatieve
boeken
|
|||||
Boeken met een verhaal
geven vaak heel goed de sfeer weer hoe de mensen in een bepaalde tijd of
streek leefden. Verhalende
boeken Kortooms, Toon,
In de map die jouw
meester of juf heeft zit een mooi verhaal over de Peel, geschreven door
Piet van Nunen. Vraag maar of je dat mag lenen of dat het wordt
voorgelezen in de klas. |
|||||
Bronnen Om dit boekje te maken
hebben we gebruik gemaakt van:
Dit boekje is samengesteld door Jan Kurver met medewerking van Piet van Nunen en Ans Gielen in november 1997. Het is een initiatief van het Historisch Educatief Platform van Horst en Sevenum. |
|||||
Klik hier om de pagina te downloaden als een Word-document ... | |||||