Het kasteel - informatie voor de docent

 
   
 


Algemene geschiedenis

Het huis ter Horst als zetel van de ambtman van het ambt Kessel

Een korte omschrijving van het gebouw

De laatste bewoners van het Huys ter Horst

De ruïne

Excursie-mogelijkheden

Naar de leerlingenpagina

De algemene geschiedenis van het kasteel "Huys ter Horst" in Horst

De stichtingsdatum van het kasteel Ter Horst is zoals van de meeste middeleeuwse kastelen niet bekend. Het oudste bouwwerk moet niet meer zijn geweest dan een ommuurd binnenplein in de vorm van een vijfhoek. Daarna is er een stevige grote toren gebouwd van bakstenen met hierin een waterput. 

Ten westen van het kasteel lag de Hof ter Binnen, een boerderij die voor het eerst wordt vermeld in 1394 en die tot in het midden van de zestiende eeuw in leen werd gehouden door leden van de familie van Broekhuizen. Pas in 1565 kwamen kasteel en "Hof ter Binnen" in één hand.  

   
   


Het huis ter Horst als zetel van de ambtman van het ambt Kessel 

Beknopte informatie over heerlijke rechten en ambtman.

Een landsheer bestuurde een land, vaardigde wetten uit en zorgde dat er recht werd gesproken. Voor het recht spreken stelde hij vertegenwoordigers aan: de schout of ambtman.  Deze ambtman had tot taak de schepenen in de gaten te houden en zorgde er voor dat het vonnis werd uitgevoerd.  Maar de schepenen namen de beslissingen. Een ambtman was meestal bij verschillende schepenbanken. 

Het kwam heel vaak voor dat de heer de heerlijke rechten in leen uitgaf. De bezitter van deze rechten mocht zich dan in dat gebied heer noemen. 

Zo was het ook in Horst. In 1326 ontving Florken van der Horst het Huis ter Horst in leen van de graaf van Gelre. In 1345 noemt Jacob van Myrlaer, heer van Meerlo, zich heer van Horst.

   
   

Nu krijg je de rare situatie dat er sprake is van de heerlijkheid Horst en er was een ambtman aangesteld. In de vijftiende eeuw hoorde beide taken bij één man. Het kasteel van Horst fungeerde als centrale gevangenis voor de plaatsen behorende tot het ambt.

Twee belangrijke ambtmannen zijn geweest: Johan van Broekhuizen (1431 - 1450) en Dirk van der Horst. Op 31 juli 1523 benoemt hertog Karel van Gelre de edelman Johan van Wittenborst tot ambtman van Horst en op 2 september 1523 krijgt hij de helft van huis en heerlijkheid Horst te leen.

Dit wordt in 1530 erfelijk voor Johan en zijn opvolgers.

Deze Johan de Oude behoorde tot de aanzienlijkste edelen van Gelre. De oudste zoon, Johan de Jonge, volgde zijn vader op toen deze in 1569 overleed.

Johan de Jonge overleed in 1585 en werd opgevolgd door zijn zoon Walraven. En in 1609 droeg Walraven het over aan zijn zoon, Johan de derde.

Deze Johan stierf kinderloos en zijn erfgenaam was Johan Godart Frans Huijn van Geleen.

   
   

In 1660 verkocht Johan Huijn het huis en heerlijkheid aan het echtpaar Willem Vincent, baron van Wittenhorst, en Wilhel-mina van Bronkhorst.

Willem besteedde veel tijd aan zijn grootste hobby, schilderijen verzamelen. Het huis vonden zij verwaarloosd en ouderwets aandoen. Zij besloten het slot grondig te moderniseren en te vergroten.

Er werd zelfs een oven gebouwd in Swolgen die de stenen moest leveren voor de bouw. Er kwam een verdieping op het kasteel, de voorburcht werd voor het grootste gedeelte opnieuw opgebouwd. In 1666 stichtten zij een tehuis voor de opvang van 12 arme inwoners.

In 1669 stierf Wilhelmina en hertrouwde Willem met Catharina Caecilia van Bocholtz. Dit huwelijk heeft niet lang stand gehouden, omdat in 1674 Willem stierf. Zij had twee kinderen en hertrouwde met markies Adriaan Arnold van Hoensbroek. Catharina was een dominerende persoonlijkheid en ondanks de grote schuldenlast liet ze het kasteel verder voltooien. Het gebouw kreeg toen het uiterlijk zoals wij het kennen van tekeningen uit de achttiende en negentiende eeuw.

   
   

Een korte omschrijving van het gebouw

Een lange oprijlaan was de toegangsweg tot de Hof ter Binnen, die min of meer als poortgebouw fungeerde. Daarna kwam je bij de voorburcht, waar de stallen, koetshuis, brouwerij en vertrekken van het personeel lagen.Via een brug en een doorgang onder de Grote Toren bereikte men het plein van de burcht.

Aan de westzijde van het plein bevond zich een trappenhuis en een hal waarachter de woonvertrekken van de familie zich bevonden, de bisschopskamer (zo genoemd omdat er een portret van de bisschop tegen de schouw hing), de grote zaal, slaapkamers, het kabinet met hierin een deel van de schilderijenverzameling, de eetkamer in de noordwestelijke uitbouw en daaronder de keukens.De meeste vertrekken hadden behang van zijde of goudleer.

In het midden van de noordvleugel stond de Grote Toren met zijn typische ui-vormige bekroning. Helemaal in de noordoost hoek lag de Gevangentoren. Op de bovenste  verdieping bevond zich de kapel. De zuidvleugel was onbewoond en werd gebruikt als bergruimte.

   
   

De laatste bewoners van het Huys ter Horst

Catharina Caecilia deed afstand van haar rechten en haar dochter Maria Adriana Theresia van Wittenhorst erfde deze rechten.  Zij was getrouwd met Antoon Ulrik graaf van Frezin d'Arberg.  De nieuwe eigenares van het kasteel was veel zachter en probeerde de onenigheid met de gemeente te beëindigen.  Zij leefde een rustig leven en omdat zij kinderloos was benoemde zij haar achternicht Maria Alexandrina von Fürstenberg tot erfgename.

Maar Frederik Otto van Wittenhorst maakte ook aanspraak op de heerlijkheid Horst.  Na de dood van Maria nestelde hij zich op het kasteel ter Horst en liet zich niet verdrijven door de wettige erfgename Maria Alexandrina von Fürstenberg.

Het werd een langdurig proces wat uiteindelijk de broer van Maria Alexandrina, Clemens Lotharius von Fürstenberg, won. Zij was inmiddels overleden.  Clemens Lotharius liet het grootste gedeelte van de inboedel overbrengen naar het slot Herdringen in Westfalen, waar hij meestal verbleef.

De laatste adellijke bewoner was de oudste zoon van Clemens Lotharius, namelijk Frans Clemens von Fürstenberg. Hij werd door de inwoners van Horst beschouwd als een vreemdeling, een zonderling. De baron verscheen vaak in kleding van oude, vuile lappen en een omslagdoek om zijn hoofd met in zijn mond een aarden pijpje waaraan een flinke portie dreumels was gedraaid.

Bijna iedereen ging hem uit de weg. Het verhaal gaat dat hij een gezegde had wat hij daadwerkelijk verwezenlijkte, namelijk "alles muss herunter gehen". Hij liet het huis vervallen en toen het niet meer bewoonbaar was nam hij zijn intrek bij een van zijn pachters.

Zijn dochter erfde het kasteel en zij verkocht het voor afbraak. Het kasteel werd gesloopt het hout en stenen brachten hun geld op.  In 1920 is de Hof ter Binnen afgebrand. Alleen de hardstenen toegangspoort is over gebleven.

   
   

De ruïne

De afbraak van de ruïne is voortgezet door de wilde vegetatie en kinderen die er speelden.  Daarom is de toegang tot het gebied verboden. Je kunt er alleen in op aanvraag van de gemeente. Ook de omgeving van het kasteel is erg veranderd. Er kwam een provinciale weg tussen Venray en Horst op tientallen meters van de ruïne. Voor deze weg had men zand nodig en zo ontstond er een grote plas water die als visvijver en openluchtbad wordt gebruikt. 

Omwille van de nieuwe weg moest een stuk oprijlaan worden opgeofferd en is het restant van de toegangspoort van de Hof ter Binnen verplaatst. Tussen de ruïne en de Moelbèrenbossen (dit heeft nu de naam Kasteelse Bossen) is een sportvelden-complex gerealiseerd. En de Tiendschuur werd verbouwd tot restaurant.

   
   

Excursie-mogelijkheden

De maquette van het kasteel en restanten van het "Huys ter Horst" zijn te bezichtigen in de Oudheidkamer te Horst

Om de kinderen een duidelijk beeld te geven van de ruïne kan men een bezoek brengen aan de kasteelruïne in de Kasteelse Bossen. Begeleide excursies worden niet aangeboden.

   
    Klik hier om de pagina te downloaden als een Word-document ...