Verhalen van leerlingen bij het project "Kasteel"

 
   
  De brief

Het toernooi

Het kasteel van de toekomst

Huys Ter Horst

Toneelstuk

  Naam: Esther Berden
Leeftijd: 9 jaar
School: Meuleveld, Horst


De brief

Op een mooie dag was ik met onze hond Nicky bij de ruïne van Horst aan het spelen.
We deden tikkertje.
Opeens hoorden we gekraak.
Wat was dat?
We liepen op het gekraak af.
Ineens was Nicky verdwenen.
Ik hoorde hem blaffen.
Ik ging erop af en ontdekte een geheime tunnel.
We liepen door de tunnel.
Het was best licht in de tunnel want er zaten gaten in de muren.
Toen was er ineens een muur en we gingen er tegenaan hangen.
Maar wat was dat?
Er ging opeens een geheime deur open.
Er was nog een tunnel.
We liepen erdoor.
Toen we aan het eind kwamen, zag ik iets heel moois.
Het was een schatkist.
Ik voelde, maar er zat niks in.
Toen voelde ik nog beter en ontdekte dat er een dubbele bodem inzat.
Ik haalde de bodem eruit.
En er lag een brief in.
Ik haalde de brief er ook uit.
Ik maakte hem open en las.
Dit stond erin:

Hallo vinder.

Laat het kasteel weer opbouwen en maak er dan een museum van.
Probeer hem zo te maken dat het precies op het oude kasteel lijkt.
En de mensen die er werken moeten kleren uit de riddertijd aan.
En jij bent er dan de baas van.

Van: Willem Vincent van Wittenhorst

P.S. Geef deze brief aan de burgemeester.

Toen pakte ik de brief en riep Nicky.
We gingen weer naar huis.
Ik heb de brief goed bewaard en ik hoop dat het kasteel echt wordt opgebouwd.
 
   
    Naam: Robin Kempen
School: Basisschool de Wouter, America
Groep 7

Het toernooi


Maandag 4 maart 1707, zong de minstreel,
Wordt er in het slot ‘Huys ter Horst’ een toernooi gehouden
voor alle ridders van het slot en omgeving.
Voor degene die wint ligt er een zak vol gouden dukaten klaar.
Iedereen mag komen kijken,
zong de minstreel erachteraan.

“Papa”, zei Maria van Wittenhorst,
“wanneer komt er weer een toernooi?”
“Tsja Maria mijn kind, volgende week komt er toch een toernooi.
En niet alleen een toernooi, ook nog spellen en andere dingen,
Zoals vuurspuwers en dansende beren of naar de minstreel luisteren.
Maar je kunt natuurlijk ook zelf een spel doen.
Zoals tikkertje en verstoppertje.”
“Maar papa”, zei Maria.
“Waarom komen al die mensen?”
“Maar Maria”, zei Willem Vincent.
“Ben je dan al vergeten dat ik de volgende week jarig ben?”
“O, pap dat was ik even vergeten”, zei Maria.

Zo vloog de week voorbij.
En was het al 3 maart 1707.
Al tientallen ridders hadden zich aangemeld voor het toernooi.
De dag van het feest was aangebroken.
Voor alle mensen die gekomen waren, was er eerst
een groot feest met eten en drinken in overvloed.
Toen de mensen genoeg hadden, gingen ze naar buiten
Naar het toernooi kijken.
Alle oudere mensen waren onder de indruk van het
Toernooi, behalve de kinderen. Want zij luisterden naar de liederen
van de minstreel of keken naar de dansende beer, de vuurspuwer
of deden verstoppertje of tikkertje.
Meestal gingen de liedjes over draken.
Maar toen de eindronde van het toernooi in zicht kwam,
had toch iedereen belangstelling voor het toernooi.
Zelfs de kinderen keken ernaar.
Maar natuurlijk ook de minstreel, want die moest er een lied van maken.


Opeens vroeg Maria: “Papa, wie heeft tot nu toe het meest gewonnen?”
“Florken Horst heeft alles gewonnen, behalve 1 wedstrijd.”
“Maar wie is die man?”
“Dat is die man met dat visje op zijn schild.”
“En van wie heeft hij niet gewonnen?”
“Dat is Jacob Broekhuizen, die andere ridder.”
“Maar ik denk dat Florken Horst dit gaat winnen.
Want als hij alles heeft gewonnen, behalve die ene wedstrijd,
dan is hij toch wel steengoed. Of niet soms?”
“Ja dat denk ik ook.”
“Maar ja, als ik iedere dag zou oefenen dan zou ik dit ook allemaal winnen.
Maar we zien zo wie het gewonnen heeft.”
Een paar minuten later:
“Nou we hadden toch verkeerd gedacht.”
“Want toch had Jacob Broekhuizen die gouden dukaten gekregen.
En hij kreeg ze persoonlijk van mij.
Maar ik gaf ze niet met tegenzin.
Want als ik ze aan Florken Horst moet geven.
Ho, die heeft al bijna alle wedstrijden gewonnen.
En die is al zo rijk.”

Niet kort na het toernooi stierf de koning.
Het was toen een droevige tijd.
Maar de minstreel zong toch in het dorp met een droevige stem:
“Luistert luistert,
ook al is het een droevige tijd, er wordt toch feest gevierd.
Alle mensen zijn uitgenodigd op de begrafenis.
Dit is zoals de koning het wilde.
Er is eten en drinken in overvloed.
En zelfs de arme mensen mogen komen.
De begrafenis op 22 maart 1707.”
zong de minstreel.
En de week vloog voorbij.
Dus was het al gauw 22 maart.
Er was een grote begrafenis en daarna een groot feest
met spellen voor de kinderen.
Of ze konden zelf spellen doen.
En voor de ouders was er de minstreel voor liederen en versjes
En de vuurspuwers of de dansende beren.

En dit is het einde van mijn opstel.

Van Robin Kempen.
 
   
      Naam: Sanne Hoeymakers
Leeftijd: 10 jaar
School: Onder de Linde, Hegelsom

Het kasteel van de toekomst (1660)


Krak, ritsel, ritsel.
Zaten ze nu nog steeds achter hem aan?
Maurits’ benen waren als lood.
Hij dook in de struiken.
Daar renden ze hem voorbij.
Maurits stond op en liep verder.
De honden waren weg, gelukkig!
Alles stond nu open voor hem!
Een fel licht deed hem stilstaan.
Een indrukwekkend woonslot dat alleen een koning kon hebben, stond in de zon.
Tussen de bomen erachter lagen boerderijen.
Het kasteel of woonslot zag er anders uit als anderen.
“Misschien kan ik hier wel werken”, fluisterde hij.
Het familiewapen was een wolvenkop!
Snel liep Maurits over het voorhof naar de slotgracht.
Toen hij op de ophaalbrug stond, begon die te wiebelen als een gek.
Maurits kwam er met moeite overheen.
Eindelijk stond hij binnen en liep toen verder.
Hij hoorde gepruttel uit de keuken en stemmen uit de salon die erboven lag.
Hij liep verder en opeens, achter een grote deur, zat een vette man: de koning!
“K,ka,kan ik hier komen werken?’ vroeg Maurits.
“Ga je gang in vak E6”, zei de koning.
“Maak ook drilsoep, oftewel dodensoep”.
Maurits rende het woonslot uit.
Waar had die koning het over?
Maurits liep naar de boerderijen.
Hij zag een soort toeter die sprak: “Vak E6, hier is het.”
Er stond een boerderij met alles erop en eraan.
Maurits rende er naartoe en bekeek het helemaal.
Hij maakte z’n ramen open en liep naar buiten.
Hij zag een meisje en vroeg hoe hij drilsoep moest maken.
Het meisje vertelde dat drilsoep een kleverig spul was waar de koning alle mensen van de wereld mee wilde doden.

Er moest oorlog komen en zij zouden blijven leven door een soort holle buizen, waar gevaarlijke bolletjes uitkwamen en door drilsoep.
Als je tegen de koning zei dat dat heel erg was, werd je onthoofd.
Daarna maakten zij drilsoep.
Die avond dacht Maurits erover na.
Als hij de koning zo nou….eens.
Met die gedachte viel hij in slaap.
Die morgen ging Maurits weer het woonslot binnen.
Hij keek door een kier van de grote deur.
“Gelukkig ben je nog niet kapot, anders was ik nu in de hel met een duivel aan het dansen”, zei de koning tegen een bol van glas.
Maurits schrok en rende naar zijn boerderij.
“Morgen zal de koning iedereen, behalve ons doden met geweren en drilsoep.
Van het geld dat er is laat de koning een weg maken over de hele wereld!
Die weg heet de A73!” zei de heelmeester.
“Morgen!? Dan moet het vannacht al!” zei Maurits.

Maurits wachtte af achter de tiendschuur.
Toen begon hij te rennen naar het kasteel.
Opeens hoorde hij paarden.
“Val aan!” riep de koning. “Soldaten!”
Maurits rende als een gek de troonzaal binnen. “De bol!”
Toen de koning buiten was smeet Maurits de bol neer.
De koning viel schreeuwend neer en de duivel bracht hem naar de hel.
De wereld verlichtte en op dat moment besefte Maurits dat dit het land van de toekomst was!
   
    Naam: Tineke van den Borne
Leeftijd: 12 jaar
School: De Driehoek

Huys ter Horst


Het was zo’n 300 jaar geleden. De ramen van Huys ter Horst (dat in bezitting was van onze oom Willem Vincent van Wittenhorst) klapperden. Ook de gordijnen wilden maar niet stil hangen. In de gangen van het grote kasteel huilde er een koele wind.
Mijn zussen Yenthe en Marjolein en ik slopen zachtjes de trap af naar beneden om daar wat extra dekens te halen, want in onze kleine kamertjes was het niet echt warm. Toen we eindelijk beneden waren, moesten we eerst een lange gang door. Aan het einde van de gang was er een grote deur. Het was de ‘hoofdingang’ volgens onze oom.
Als je vanaf de voordeur een stukje naar links liep, kwam je voor een grote linnenkast te staan. Daar lagen de dekens en andere spullen in opgeborgen. Zo stil mogelijk haalden we een paar dekens uit de grote kast. Toen we terug naar boven liepen en we langs de voordeur kwamen, zag Marjolein een stuk witgeelachtig papier onder de deurmat uitkomen. Ze raapte het op en langzamerhand zagen we dat het een brief was.
In de brief stond het volgende:

‘Beste Willem Vincent van Wittenhorst.
Een paar mannen willen u erg graag uit Horst hebben en hier zelf de baas worden. Ze zullen op 10 oktober om 11 uur ’s avonds uw kasteel proberen te verwoesten.
Zorg dat u er klaar voor bent!

uw oude page Klaas’

Je kunt wel raden, toen we dit gelezen hadden, schrokken we ons een hoedje. “Yente”, vroeg ik, “de hoeveelste is het vandaag?”
“Ik geloof dat het de achtste is. Of zeg maar dat het de negende is, want over 10 minuten is het twaalf uur”, zei Yente.
“Wat moeten we doen”, vroeg Marjolein benauwd.
“Laten we maar naar oom gaan”, zei ik. Dat deden we dan ook.
Even later stonden we met z’n drieën op de deur van de kamer van onze oom te kloppen. Niet veel later verscheen zijn vermoeide gezicht om de deur. “Wat moeten jullie nog zo laat?” vroeg hij. We vertelden hem het hele verhaal van hoe we aan de brief waren gekomen. Toen we uitverteld waren, gaf Yente hem de brief waar het om ging.
Toen hij die gelezen had, werd ie wit, maar kort daarna zei hij dat we de volgende morgen plannen zouden maken, waar iedereen in het kasteel bij was.
En zo gezegd, zo gedaan. De volgende morgen werden er plannen gemaakt. Iedereen verzon wel iets om het kasteel te beschermen. De volgende dag was het zover. Om één minuut voor elf stond iedereen op z’n plaats. En ja hoor, een minuut later begon het gevecht. Na een week vechten dreigden we te verliezen. Maar op dat moment werden we geholpen door een groep sterke boeren, die vlakbij het kasteel woonden.
En zo wonnen we nog, dankzij de brief afkomstig van de oude page Klaas. Dus eind goed, al goed!
   
    Toneelstuk ter gelegenheid van prijsuitreiking verhalenwedstrijd
‘Huis ter Horst’
27 juni 1996


Spelers:

Johan van Wittenhorst; Heer van Horst
Josina van Wees; Zijn vrouw


J Heb dank, edele heer voor deze schone begroeting, ook in naam van mijn edele vrouwe Josina. Wij werden plotseling gewekt door het schieten van een kanon. Ik weet het nog of het gister gebeurd is. Op 31 juli van dit jaar is het precies 473 jaar geleden dat wij naar ons goede, sterke Huys in Horst kwamen.

Jo Het mooie dorp Horst was toen nog veel kleiner.

J Natuurlijk, edele vrouwe, er woonden toen nog niet zoveel mensen als nu.

Jo En niet zoveel kinderen.

J Veel minder dan nu, edele Josina. Ons goede Horst is groot geworden. Groot als een stad.

Jo Maar ons Huys, ons mooie sterke Huys! Heb je dat gezien, mijn edele heer Johan? Al onze zalen zijn weg en onze grote keuken en al onze kamers, waar zijn ze gebleven?

J Ik weet het niet, mijn goede Josina, ik weet het niet. 473 Jaren is een lange tijd….een heel lange tijd….

Jo Een erg lange tijd…..

J Maar nu wordt het beter. Na zoveel jaren hebben de kinderen van ons goede dorp Horst verhalen geschreven over die lange tijd en over ons sterke Huys ter Horst.

Jo En niet alleen de kinderen uit ons dorp, maar kinderen uit onze hele heerlijkheid.

J Onze goede heer schout Fasol zal straks bekend maken wie de prijzen gewonnen hebben.

Jo Maar eerst gaan wij luisteren naar muziek. O, ik weet nog hoe ik kon genieten als er een minstreel op ons Huys ter Horst kwam en als hij dan zong van dappere ridders en helden.

J De tijden zijn anders geworden, goede Josina, heel anders. De mensen zingen niet meer over ridders met zwaarden en schilden. En ons mooie Huys is bijna helemaal verdwenen. Ik denk wel eens: zouden de mensen van Horst ons vergeten zijn…..

Jo De grote mensen misschien wel een beetje, maar de kinderen gelukkig nog niet Johan. Kom, nu niet treuren, eerst moet er muziek gemaakt worden.

J Je hebt gelijk, lieve Josina, vanavond moeten we feest vieren. Muzikanten: speel!





 
    Na het bekend maken van de prijswinnaars.

Jo Heb dank, heer schout. Ik heb ook alle verhalen gelezen die jullie geschreven hebben. Hele mooie verhalen, hele spannende soms, al gingen ze dan ook niet allemaal over heer Johan en mij. Ik ben blij dat de heer schout de beste heeft uitgezocht, want ik zou het niet weten. Het liefste zou ik jullie allemaal de eerste prijs willen geven, maar dat mag niet. En ik zou de jullie ook allemaal willen laten voorlezen. Maar dat kan ook niet. Dan houden we geen tijd meer over om feest te vieren. Maar een paar verhalen vond ik zo mooi dat die kinderen toch even hier bij ons moeten komen. Wij vonden dat vroeger ook altijd zo spannend als op lange avonden een troubadour kwam en als hij dan mooie liederen zong of uit een oud boek voorlas.

J Maar deze kinderen lezen niet voor uit oude boeken. Dit zijn verhalen die ze zelf hebben gemaakt, lieve Josina.

Jo Ik weet het, Johan, maar de verhalen zijn zo mooi en zo echt dat het net is of de kinderen het zelf hebben meegemaakt.

J Ik ben benieuwd.

Jo Luister maar eens goed naar het verhaal van Imke Nabben. Het heet ‘Het gevecht op het Huys’.


J Dat vond ik mooi. Een verhaal over ons goede, oude Huys. Onze opvolger Willem Vincent van Wittenhorst was toch wel een heel dapper heer, niet Josina?

Jo Ja Johan, heel dapper. Hij heette toch ook van Wittenhorst! Maar luister maar eens goed naar het tweede verhaal. Het is geschreven door Robin Kempen en het heet ‘Het Tournooi’

J Een tournooi. Dat moet spannend zijn. Tournooien zijn altijd spannend. Weet je nog, lieve Josina, dat grote tournooi dat wij hebben gehouden toen de hertog van Gelder op bezoek kwam op ons Huys ter Horst. Wel 20 ridders waren er, heer Jan van Broekhuizen, de heer van Blitterswijck, de heer van Eyl en…..

Jo Ja,ja lieve Johan, maar luister nu eerst maar eens naar Robin.


J Net zoals het vroeger was, Josina. Net of ik er weer bij was. Prachtig, prachtig.

Jo Robin heeft dat heel mooi verteld. Nou heb ik ook nog een verhaal en dat is geschreven door Sanne Hoeymakers. Maar Sanne heeft daar ook een tekening bij gemaakt, Johan, en die is zo mooi dat we die eerst eens moeten bekijken.

J Dat is….dat is echt….dat is een echt kasteel. Dat zou het Huys ter Horst wel kunnen zijn. Dat zou eigenlijk in een grote lijst moeten en dan zou dat bij ons op het Huys in de grote zaal aan de muur moeten komen hangen. En als er dan gasten komen dan zeggen wij: kijk eens, dat is getekend door een kunstenares uit onze heerlijkheid…..

Jo Lieve Johan, Sanne heeft er ook nog een verhaal bij geschreven en daar gaan we eerst eens naar luisteren, het is heel spannend.


J Ik ben toch blij dat Sanne het verhaal maar verzonnen heeft, want ik zou toch niet graag hebben dat zij het echt had meegemaakt.

Jo Nee, dat zou niet leuk zijn geweest. En eigenlijk zouden er nu nog veel meer kinderen moeten voorlezen, maar jullie weten dat dat niet kan. Toch is er nog een verhaal dat jullie en zeker de schout en de schepenen van Horst moeten horen. Het is geschreven door Esther Berden.

J Is het ook zo spannend?

Jo Luister maar, goede Johan, het gaat over ons oude Huys ter Horst.


J Dat heb je mooi verteld, Esther. Eigenlijk zou dit verhaal met hele grote letters in alle kranten van het hele land moeten komen staan.

Jo Dat is wel een beetje overdreven, lieve Johan, in alle kranten van het hele land.

J Maar dan toch wel in de kranten die in onze oude heerlijkheid komen.

Jo Misschien is het al genoeg als de schout en de schepenen van Horst het heel goed lezen.

J Misschien, goede Josina, misschien…..Maar nu eerst weer muziek. We moeten vanavond niet te ernstig worden, het is feest.

Jo We mogen gerust even terug kijken in de tijd, maar we moeten zeker niet treuren. En wie weet, misschien gaan de schepenen van Horst ons goede Huys nu toch nog beschermen.

J Wie weet…..muzikanten: speel!



 
    Het aanbieden van het boek.

J Kinderen en goede, brave burgers van onze heerlijkheid Horst. Ik ben blij dat ik na zoveel jaren rust hier weer een toespraak mag houden. U weet allen dat onze gebeenten, van mijn lieve vrouw en mij, rusten in het grote familiegraf onder de kerk van Horst. Onze grote grafsteen werd ingemetseld in een muur in de grote kerk van ons goede Horst. Onze diepe rust werd straks wreed verstoord door de grote vuurmond van onze bussemaker Mart.
Toch hebben wij, mijn lieve vrouw Josina en ik, vanavond genoten van de mooie verhalen die de kinderen over ons en ons mooie, sterke Huys ter Horst hebben geschreven. Vrouwe Josina heeft de kinderen die de mooiste verhalen hebben geschreven al beloond met een prijs. Maar er zijn nog meer verhalen geschreven. Heel geleerde mensen hebben in oude boeken gezocht wat er allemaal in onze heerlijkheid, en vooral wat er met ons Huys ter Horst is gebeurd in al die vele jaren sinds mijn goede, lieve vrouw Josina en ik op 31 juli in het jaar 1523 de heerlijkheid Horst binnen reden op weg naar ons Huys ter Horst.
Veel van wat zij gevonden hebben zij opgeschreven in een boek. Het is een heel mooi boek geworden. Niet, zoals wij het vroeger deden, met de hand geschreven, maar gedrukt, en dat was in onze tijd nog heel modern, weet je nog, lieve Josina? Ik ga dadelijk het allereerste boek aanboeden aan de goede heer schout van onze heerlijkheid. Jullie noemen hem nu burgemeester, maar toen ik nog heer was van de heerlijkheid Horst, heette hij onze schout. De schout, kinderen, is de man die de heer van Horst moet vertegenwoordigen. Dat wil zeggen, als er iets belangrijks gebeurt in Horst, zoals nu vanavond het presenteren van een boek over ons Huys, en ik zou daar niet bij kunnen zijn, dan moet de schout daar namens mij naartoe gaan.
Vroeger is er in Horst eens een schout geweest met een mooi klinkende naam. Van Douveren heette hij en men heeft mij bericht dat er zelfs een straat in ons goede Horst naar hem is genoemd. Nu is er een schout in Horst die een nog mooier klinkende naam, zelfs een muzikale naam heeft, het zijn maar twee noten, maar ze zijn wel heel belangrijk. Men heeft mij bericht dat deze schout zingend door het leven gaat. Men heeft ook verteld, goede heer schout, dat er plannen zijn, grote plannen zelfs, om de heerlijkheid Horst groter te maken. Een van mijn vele opvolgers, heer Willem Vincent van Wittenhorst, heeft vroeger al eens de heerlijkheid Sevenum bij de heerlijkheid Horst gevoegd. Later is de heerlijkheid Sevenum weer zelfstandig geworden. Maar nu wordt de heerlijkheid nog veel groter heeft men mij bericht. Ik vind dat goed, zeer goed zelfs.
Alleen het binden van een goede naam schijnt erg moeilijk te zijn. Misschien kan ik u hierbij helpen, heer schout. Ons goede, sterke Huys heette ter Horst en als dat niet erg duidelijk werd geschreven kon men wel eens denken dat er ten Horst stond. De heerlijkheid Grubbenvorst die bij onze heerlijkheid ingelijfd gaat worden, ligt achter het Witveld. Waarom mengen we de beide namen niet: Witveld en ten Horst wordt dan: Wittenhorst. Voorwaar een goede naam, de beste naam zelfs, heer schout.


En mag ik, heer Johan van Wittenhorst, dan nu, samen met mijn edele vrouw Josina, het allereerste boek over ons Huys ter Horst aanbieden aan onze plaatsvervanger, onze goede heer schout Fasol. Ik mag hem vragen het boek heel goed te lezen en alles wat er staat te vertellen aan de schepenen van Horst. Misschien kunnen zij er iets van leren bij hun besluitvorming over ons Huys.