Portret
van een legendarisch dorpsfiguur
Rowwen
Hèze leefde
als een kluizenaar, at kadavers, stak geregeld de Peel in brand en joeg de
kinderen de schrik op het lijf met zijn ene oog. Maar hij genas ook zieken
door gebruik te maken van zijn paranormale gaven.
De Rowwen Hèze was ongeveer 1.75 meter groot en stevig gebouwd. Rond de
kale kruin liet hij de haren lang groeien. Hij droeg altijd een
stoppelbaard en vanuit zijn mondhoeken tot aan de kin tekenden zich twee
strepen af, die de route van het zwarte tabakssap markeerden.
"Hij
at elke week wel een pond pruimtabak en overal waar hij zat of stond,
sprietste hij het sap in het rond. Als de mensen er wat van zeiden dan
liet hij het sap door zijn stoppelbaard naar beneden in zijn open gulp
drijven. Hij was een oude vieze kerel"
Zo
omschreef Frans Litjens (1903-1981) zijn herinneringen aan oud-buurman
Christiaan Hesen in 1979 voor medebewoners in het Horster bejaardenoord.
Wat de zonderling een extra macaber tintje ga, was het ontbreken van zijn
linkeroog. Het gezichtsorgaan was hij, volgens Frans' broer Hand, verloren
tijdens het werk op de bouw.
"Hij
kreeg een vallende steen op zijn oog. Maar hij weigerde naar de dokter te
gaan, zodat het oog wegzwoor. Je keek hem recht in de lege oogkas, wat erg
akelig was", herinnert de nog altijd in America woonachtige Hand (75)
zich als de dag van gisteren.
De
kleren van Christiaan waren altijd kapot. Hij moest zijn broek vastbinden
met ijzerdraad, wilde hij het textiel op kunnen houden. En daarin zaten
gaten die zo groot waren dat zij een onbelemmerd uitzicht op zijn
geslachtsdelen boden, vertelt Hand.
Het
onvermogen van Christiaan Hesen goed voor de kroost (Zeven Kinderen) te
zorgen, zal in America niemand hebben verbaasd. Niet voor niets hadden de
inwoners hem toen al omgedoopt to 'de Rowwen Hèze', de ruige Hesen. Een
bijnaam die de kluizenaar alle eer aandeed.
Hand
Litjens weet er alles van. " Als hij 's morgens opstond, was het
eerste dat Hesen deed in de put plassen. Uit diezelfde put haalde hij het
water om te drinken. En hij waste zich nooit ofte nimmer. Die oude man was
zo afschuwelijk vies..."
De bouwvallige plaggenhut vormde hoe langer hoe meer een steen des
aanstoots voor de gemeente Horst. "Zij wist zich geen raad. Het
liefst wilde de gemeente de Rowwen Hèze eruit zetten, maar dat durfde ze
niet. En hem een huis midden in het dorp geven, durfde ze al helemaal
niet", weet Grad Poels (73) uit America.
Café
Tabor aan de Veenweg, dat begin deze eeuw de deuren moest sluiten, bood
soelaas. Wel vijftig Americanen versjouwden het geschraagde, planken
gebouw in zijn geheel op houten rollen naar de Vossenheuvel. Die afgelegen
plek was prima voor Christiaan, vond iedereen. De hut deed voortaan dienst
als geitenstal.
|