Het Rijke Graf in Hegelsom

 
   
 

'Het Rijke Graf in Hegelsom' is één van de 22 boeiende verhalen uit het prachtig geillustreerde boek 'Een spannende speurtocht tussen Maas en Peel'.

Piet van Nunen schreef het verhalenboek voor leerlingen van basisscholen.

Als je het verhaal van Aldo al gelezen hebt, dan weet je dat zijn vader in de stam nogal gewaardeerd werd, omdat hij heel goed kon pottenbakken. 

De hoofdman van Aldo’s stam was ook een heel bijzondere man. Hij viel al direct op omdat hij zo  groot was. Hij was de grootste van de stam en ook groter dan alle mannen van andere stammen in de nabije omgeving. Er werd wel eens gezegd dat hij een reus was.

Wanneer hij over de hei liep, dan keek hij steeds naar onder. Af en toe groef hij een kuiltje in de grond en haalde er donkerbruine aarde uit. Die nam hij dan mee naar zijn grote hut.
Als hij voldoende van deze aarde had verzameld, maakte hij een gat in de grond en stookte er een vuur in. Op het vuur legde hij de donkerbruine aarde, die hij uit de kuiltjes had gehaald. Soms vroeg hij zijn knechtje om met een pijpje onder in het vuur te blazen. Het vuur begon dan nog heftiger te branden. Eerst werd de aarde geel, dan witgeel en op het laatst bijna wit. De bruine aarde kwam als een dikke klonter aan elkaar te zitten.

   
   

Hoewel de verhalen zijn verzonnen, zijn ze wel gebaseerd op historische gebeurtenissen.

U kunt deze HEP-uitgave bestellen door € 20,- over te maken op bankrekening 17.36.07.047 van het LGOG Kring Ter Horst onder vermelding van de boektitel 'Maas en Peel' en uw POSTCODE en HUISNUMMER.

Stuur vervolgens uw naam en adresgegevens naar post@hephorst.nl
U ontvangt het boek dan binnen enkele dagen op het aangegeven adres.

Dan haalde de hoofdman de withete klonter uit het vuur, legde hem op een grote steen en begon er met een andere steen op te slaan. Als de klonter was afgekoeld, stopte hij hem opnieuw in het vuur en mocht zijn helpende hand opnieuw blazen. Zo ging het soms wel tien of twintig keer achter elkaar.

Al doende had hij van de klonter vreemd materiaal een ijzeren staaf gemaakt, die leek op een zwaard. Dit ijzeren zwaard kon hij net zo scherp maken als een zwaard van brons. Een zwaard van ijzer was wel tien keer zo sterk en bleef ook veel langer scherp. 

Er was alle reden dat mensen, die deze reus kenden, tegen hem opkeken en hem bewonderden om zijn vakmanschap. Hij kon op zijn manier ijzer maken en dat ijzer kon hij weer omsmelten tot een zwaard. 

De hoofdman had echter maar één zorg. Hij vreesde dat zijn eigen zwaard wel eens weggehaald zou kunnen worden. ‘s Nachts nam hij het dan mee in zijn hut en legde het onder zijn hoofdkussen. Zodoende zou hij wakker worden als iemand het zwaard zou aanraken. Trouwens wie durfde er in de buurt van de hut van de hoofdman te komen?   

   
   

Vreemde vraag

Aldo kende de hoofdman goed en één keer had hij zelfs  bij hem gegeten, nadat hij met zijn zoontje in het bos had gespeeld. De hoofdman vroeg onder het eten aan Aldo of zijn vader nog altijd zulke mooie potten bakte. Aldo kon deze vraag bevestigend beantwoorden, waarop de hoofdman zei: “Dan moet je tegen je vader zeggen dat hij voor mij eens een hele grote pot moet maken, waar mijn zwaard in past. Als ik dood ben en daarna verbrand, wil ik dat mijn zwaard ook in de urn wordt gelegd alvorens de urn te begraven”. Aldo maakte de opmerking dat die pot wel erg groot zou moeten worden en dat de oven dan wel eens te klein zou kunnen zijn. Hierop reageerde de hoofdman: “Dan moet jouw vader maar een nieuwe, grotere oven bouwen”. En hij keek er heel ernstig bij. Het was net alsof hij wist, dat hij die pot al heel gauw nodig zou hebben. 

Toen Aldo het verhaal thuis vertelde, reageerde zijn vader met de woorden : “Hij kon wel niet goed wijs zijn. Dat kan toch nooit. Hoe krijg ik zo’n grote oven gebouwd? Nee, als hij er nog eens over begint, zeg hem dan maar dat hij het bes­te nog heel lang kan blijven leven, tot er een pottenbakker komt die wel zo’n pot voor hem kan maken.” 

Er werd niet meer over de grote pot gesproken. Iedereen vond het verzoek van de hoofdman toch wel een beetje onzin.    

   
   

Groot nieuws

Op een morgen was Aldo al vroeg opgestaan. Het was net of hij voelde dat er iets bijzonders ging gebeuren. Toen hij naar buiten ging, zag hij zijn vriendjes al van ver aankomen rennen. Ze riepen zo hard als ze konden: “Er is iets verschrikkelijks gebeurd. Vannacht is onze hoofdman gestorven. Zo maar in één keer. Niemand weet waar­om. Vanmorgen hebben ze hem dood gevonden.” Even later werd hij toegesproken met: “ Zeg maar vast tegen je vader dat hij moet proberen een zo groot mogelijke pot te maken. Straks komt er wel iemand langs om de maat op te geven. En kijk maar eens of jij  je vader bij deze klus zou kunnen helpen.” 

Ze gunden zich verder geen tijd om te overleggen, maar renden weer weg om het nieuws ook bij andere stammen te gaan vertellen.

   
   

Aldo was stomverbaasd. Hoe was het toch mogelijk? Hoe kon de hoofdman toch dood zijn? Gisteren had hij hem nog gezien. Toen was hij nog springlevend en hadden ze elkaar nog begroet! Aldo had moeite om het allemaal te verwerken en liep langzaam terug naar huis.

Zijn vader liep toevallig buiten en zag zijn zoon enigszins overstuur aan komen lopen. Vader zei: “Wat is er met jou aan de hand?  Ben jij je tong verloren?” Meteen vertelde Aldo het hele verhaal dat hij gehoord had en wat de jongens hem hadden gezegd over de grote pot, die zijn vader moest gaan maken.

“Dan moeten we eerst maar eens een hoop klei gaan halen en dat mengen met zand,” zei Aldo’s vader.­­.

Het duurde niet lang of er kwamen een paar mannen  om met de vader van Aldo te spreken hoe de pot er uit moest zien en hoe groot hij moest zijn. Zo groot als de hoofdman had gezegd, hoefde nou ook weer niet. Toen ze alles besproken hadden, vertrokken de mannen weer. Ze vroe­gen nog wel aan Aldo om eventjes te komen waarschuwen, wanneer de pot klaar was.

De pottenbakker deed zijn uiterste best om alles klaar te krijgen. Hij zou er ook nog een grote schaal bijmaken, die ondersteboven op de pot moest liggen zodat er geen zand in kon komen. 

   
   

Oplossing urn

Het uur brak aan dat het lichaam van de hoofdman verbrand zou worden. Op het grote plein tussen de hutten was een grote brandstapel gebouwd. Acht mannen droegen het lichaam van de hoofdman en liepen ermee enkele keren heel plechtig rondom deze stapel. Vervolgens legden ze het lichaam boven op het hout.

De medicijnman verscheen. Die liep ook enkele keren om de stapel heen en sprenkelde water op het dode lichaam. Hij nam een toorts en stak het hout op vier hoeken aan. Het duurde niet lang of de vlammen sloegen er knetterend uit. Toen het hout bijna was opgebrand, zakte de vurige stapel in elkaar. Overal vlogen vonken rond. De medicijnman wachtte even tot de grootste hitte weg was en riep de acht dragers om de overgebleven resten van de hoofdman uit het vuur te halen.

Plots kwam het knechtje van de hoofdman te voorschijn.. Hij groef een kuil in de grond, stookte er vuur in dat hij van de brandstapel haalde en legde het zwaard op het vuur. Hierna blies hij in het vuur tot het zwaard witgloeiend was. Hij haalde het zwaard uit het vuur en drukte op de punt tot het zwaard boog. Na een paar pogingen was het zwaard zover opgerold dat het paste in de pot, die Aldo’s vader daags tevoren bij de familie van de overledene had gebracht. Ook de schaal was op tijd klaar gekomen.










   
   

Intussen verzamelde men de as van de verbrande hoofdman in de pot. Op de as kwam het opgerolde zwaard te liggen. Zoals afgesproken werd de schaal omgekeerd boven op de grote pot gelegd.

De mannen droegen in optocht de urn met schaal buiten het dorp naar een plaats, waar al meer potten begraven waren. In het midden werd een groter gat gegraven. Daarin werd de grote urn van de hoofdman gezet en ieder lid van de stam mocht er wat zand over heen strooien. Toen iedereen was geweest, was er een klein heuveltje ontstaan.

   
   

Unieke vondst

Honderden jaren bleef het graf van de hoofdman daar liggen, zonder dat iemand er naar omkeek.  
Na meer dan tweeduizend jaar wist niemand meer iets van dit graf. Totdat meneer Allaerds aan de Reysenbeckstraat in Hegelsom, in november 1979, een sleuf groef, omdat hij een tuinderskas wilde gaan bouwen. Hij vond heel toevallig de grote urn met de schaal en daarin ook de as met het opgerolde zwaard.

Waarschijnlijk is deze urn ongeveer 700 v. Chr. begraven. Dat was in de IJzertijd. 

   
   

Ga zelf eens kijken

Heel voorzichtig werd de pot uit de grond gehaald en gerestaureerd. De pot is nu te zien in de Oudheidkamer in Horst.